De Zuiderzeevisserij kende glorietijd en neergang. De botter beleefde, gerestaureerd en weer varend gemaakt, en ware wederopstanding als varend erfgoed. Foto: Max Popma

Marken en de visserij

De visserij speelde met name in het westen van ons land eeuwenlang een belangrijke rol in de economie. Waar de bodem ongeschikt was voor akkerbouw en de veeteelt te weinig werkgelegenheid opleverde, zochten de mensen hun voedsel op het water. Binnengaats en van daaruit ook al snel ook buitengaats. De visserij droeg in belangrijke mate bij aan de ontwikkeling van onze welvaart en uit de Noordzeevisserij kwamen uiteindelijk Nederland als handelsland en de Gouden Eeuw voort.

Binnengaats was onder andere de visserij op de Zuiderzee van groot belang; die vormde weer een belangrijke basis voor de Industriële Revolutie en de verstedelijking in het westen van het land in de 19e en begin 20e eeuw. De stedeling die zelf geen voedsel verbouwt of vangt, moet het van een ander hebben en vis heeft in ons land altijd een belangrijke plaats op het menu gehad.

In de 20e eeuw is de economie van Nederland echter fundamenteel veranderd; door de industrialisatie en de groei van de dienstensector nam het relatieve belang van de visserij in ons land meer en meer af. Bovendien verdreven kapitaalkrachtige vissers met hun stalen loggers en kotters op de Noordzee de 'kleine jongens' van de Zuiderzee meer en meer van de vismarkt. Beleefden de Zuiderzeevissers rond 1900 nog een echte bloeiperiode, de Afsluitdijk en inpoldering deelden vanaf de jaren 1930 de genadeklap uit.

Alleen Urk, waarvandaan sinds de opening van het Noordzeekanaal al snel op de Noordzee werd gevist, heeft zich uiteindelijk staande weten te houden in de visserij. Uit de andere voormalige vissersdorpen van de Zuiderzee verdween dit middel van bestaan vrijwel geheel.

Al lijkt het of de buitenkant wat anders suggereert: Ondanks het verlies aan economische betekenis hield de visserij een belangrijke plaats in het beeld dat het Zuiderzeegebied de (buitenlandse) toerist graag voorschotelt. Denk aan Volendam en Marken, waar al aan het begin van de 20e eeuw de eerste Amerikaanse toeristen vanuit Amsterdam heen werden gelokt en waar ondernemende types als Sijtje Boes dit beeld maar al te graag versterkten.

In dat beeld spelen oud-Nederlandse vissersschepen een belangrijke rol. Sommige kenmerkende scheepstypen zijn ook eeuwenlang in gebruik gebleven, zoals de botter, een zogenaamde 'platbodem' die in de achttiende eeuw is ontwikkeld en tot ver in de twintigste eeuw in gebruik bleef. Het is verreweg het bekendste type vissersschip; in de hoogtijdagen van de Zuiderzeevisserij bestond de vloot voor het overgrote deel uit botters. Daarnaast waren er onder meer de blazer, de kwak, de aak en de schokker te zien.

Ooit visten op de Zuiderzee duizenden platbodems op haring, ansjovis, paling, spiering en garnalen. Na de aanleg van de Afsluitdijk werd hier steeds meer 'bot gevangen' en in de jaren 1960 dreigde ook de botter te verdwijnen. Maar juist op tijd kochten liefhebbers de laatste botters op en begonnen ze te restaureren.
Uiteindelijk georganiseerd in de Vereniging Botterbehoud zorgden zij ervoor, dat die bewaard zijn gebleven en inmiddels weer in volle glorie de wateren bevaren.