DE TWENTSE
TEXTIELINDUSTRIE

Bepalend voor het beeld van Twente: de textielindustrie.
Bron: Wikimedia Commons

Vroeger werkten spinners en wevers thuis, met de hand.
Bron: Regiocanon Denekamp

Rond 1850 namen machines het spinnen en weven over.
Bron: Ansichtkaart, Archief Virtueel Mobiliteitsmuseum

Die machines stonden niet meer thuis, maar in fabrieken.
Bron: Ansichtkaart, Archief Virtueel Mobiliteitsmuseum

Alle belangrijke Twentse plaatsen kregen een aansluiting op het spoorwegnet.
Bron: Ansichtkaart, Archief Virtueel Mobiliteitsmuseum

Met kapitaal, verdiend in de textiel verscheen op elke heuveltop een villa.
Bron: Wikimedia Commons

De textielfabrikanten lieten tuindorpen bouwen en parken aanleggen.
Bron: Ansichtkaart, Archief Virtueel Mobiliteitsmuseum.

In de jaren 1960 en '70 liep de textielindustrie op haar laatste benen.
Bron: Rijksdienst Cultureel Erfgoed

Er werd veel gesloopt, maar ook veel behouden, herbestemd en zelfs tot monument verheven.
Bron: Wikimedia commons

 

 

 



Enschede in 1924. Rokende schoorstenen symboliseren de Industriële Revolutie in de textiel. Schoolplaat, geschilderd door Johan Dijkstra, lid van de kunstenaarsgroep De Ploeg. Meer> Bron: Wikimedia Commoms


Textiel in Twente

Niets is zo bepalend geweest voor het beeld van Twente als de textielindustrie. Vanaf 1700 was er vooral huisnijverheid; wevers en spinners die -met de hand- thuis werkten. Rond 1850 veranderde de Industriële Revolutie de handmatige productie: stoommachines in fabrieken namen het weven en spinnen over.

Dankzij een constante stroom werkzoekenden uit de omgeving (tot aan Duitsland aan toe) trad een snelle verstedelijking op en Hengelo, Almelo en Enschede groeiden als kool. De huisvesting van de arbeiders was in deze tijd bedroevend; van hout en leem gemaakte rijtjeshuisjes werden in hoog tempo uit de grond gestampt.
Eind 19de en begin 20ste eeuw werd het hele Twentse landschap op de schop genomen, met kapitaal verdiend in de textiel. Op bijna elke heuveltop verscheen een villa en landgoederen werden gesticht, compleet met boerderijen, tuinen en jachtgelegenheid, vijvers en theekoepels. Voor de arbeiders werden tuindorpen gebouwd bouwen en parken aangelegd. De textielfabrikanten realiseerden verder voorzieningen badhuizen, verenigingsgebouwen en textielscholen, maar ook het Rijksmuseum Twente is een initiatief van deze industriëlen.
In de jaren 1960 en '70 kreeg de textielindustrie concurrentie uit lage lonen en werden de fabrieken in rap tempo gesloten. Vele duizenden textielarbeiders werden werkloos.

Per trein

Voor het vervoeren van grondstoffen, halffabricaten en eindproducten van de textiel was men in de tijd van de huisnijverheid aangewezen op 'Zompen'; schepen, speciaal gebouwd voor de ondiepe wateren hier. Voor de stoommachines, die met de Industriële Revolutie mee kwamen, waren grote hoeveelheden steenkool nodig, die uit Duitse mijnen werden gehaald. Dergelijke hoeveelheden konden alleen maar per trein worden aangevoerd. Tussen 1860 en 1880 werd op initiatief van de overheid een uitgebreid net van hoofdspoorwegen in ons land aangelegd en ook de belangrijkste Twentse plaatsen kregen een aansluiting. Voor de plaatsen die niet voor een dure hoofdspoorlijn in aanmerking kwamen, kwam na 1880 een dicht net van (veel goedkopere) lokaalspoorlijnen tot stand. Belangrijke speler was hier de GOLS, de Geldersch-Overijsselsche Lokaalspoorwegmaatschappij, opgericht door Jan Willink, textielondernemer uit Winterswijk, en enkele Enschedese textielbaronnen. Nu konden over de GOLS-lijnen de kolentreinen via Winterswijk rechtstreeks van de Duitse mijnen naar de Twentse textielfabrieken rijden. Die lagen dan ook allemaal aan een spoorlijn.

Autobussen

De spoorlijnen werden uiteraard ook voor andere soorten goederenvervoer gebruikt en voor reizigersvervoer, bijvoorbeeld voor woon-werkverkeer naar de textielfabrieken. Vanaf de jaren 1920 kreeg het railvervoer zware concurrentie te verduren van het wegvervoer, in eerste instantie van de autobus. Die werd al snel zo populair, dat in de jaren 1930 vrijwel alle reizigersvervoer op de lokaallijnen werd gestaakt. Autobussen namen het woon-werkverkeer over, maar de busondernemingen storten zich ook op de groeiende, lucratieve markt voor recreatie en toerisme, waarvoor speciale reisbussen werden aangeschaft.
De spoorlijnen bleven in gebruik voor het vervoer van goederen, met steenkool. Totdat in de jaren 1960 en '70 niet alleen de textielindustrie op haar laatste benen liep, maar door de opkomst van het aardgas ook het gebruik van steenkool sterk verminderde. De lokaalspoorlijnen werden gesloten, voor het andere goederenvervoer was er inmiddels de vrachtwagen.

Erfgoed

De textiel liet zowel in de stad als op het platteland het nodige erfgoed na. De huidige inrichting van Twente is zowel bepaald door de vele vaak weer verdwenen fabrieken, als door de monumenten, die behouden zijn gebleven. Veel van die fabrieken stonden aan spoorlijnen, die inmiddels vrijwel allemaal opgebroken zijn. Allemaal? Nee, tussen Haaksbergen en Boekelo bleef een deel van het vroegere GOLS-net bewaard. Daar rijdt sinds 1972 de Museum Buurtspoorweg (MBS), die met authentieke stoom- en dieseltreinen een museumdienst wordt onderhouden en zo het lokaalspoorwegverleden in Twente levend houdt. Daar worden zelfs locomotieven en wagens met een 'Twents textielverleden' gekoesterd en in de treinen meegenomen.
Zeer interessant is dat, naast het station van Boekelo, nog altijd de gebouwen van de voormalige Stoombleekerij Boekelo staan, met voeger natuurlijk een aansluiting op het spoorwegnet. Het is nu een appartementencomplex.

Ook een aantal historische Twentse autobussen bleef bewaard. Gerestaureerd en wel rijden deze bussen uit de jaren 1950 en '60 met enige regelmaat over de Twentse (en andere) dreven. Passagiers kunnen meerijden! En ook aan de pré-industriële mobiliteit in Twente is gedacht. In Enter bevindt zich een scheepswerf waar een aantal 'Zompen' natuurgetrouw is nagebouwd. Wie wil, kan meevaren over het riviertje de Regge!

De fabrieken stonden veelal aan de ondertussen grotendeels weer opgeheven spoorlijnen. Behalve de hoofdspoorwegen naar Enschede en Hengelo bleef van de lokaalspoorwegen slechts een klein stukje tussen Haaksbergen en Boekelo over. Maar wel een belangrijk stukje: nu rijdt daar de Museum Buurtspoorweg. Bronnen: Ansichtkaart, Archief Virtueel Mobiliteitsmuseum; Max Popma

 

 

TOONBEELDEN VAN MOBIEL ERFGOED

De Enterse Zomp was in Twente eeuwenlang het belangrijkste vervoermiddel. Meer>
Bron: De Regionale Stichting Enterse Zomp

Na 1850 werd de trein hét vervoermiddel, bijvoorbeeld voor steenkool ... Meer>
Bron: Museum Buurtspoorweg

... maar ook voor het vervoer van arbeiders naar de fabrieken. Meer>
Bron: Museum Buurtspoorweg

Sommige textielfabrieken hadden eigen locomotieven voor intern transport op de fabrieksterreinen. Meer>
Foto: Sevrien Ferrée

De blekerij is een belangrijk onderdeel van het textielbedrijf. Voor het vervoer het chemische bleekloog bestonden speciale pottenwagens. Meer>
Foto: Foto: Sevrien Ferrée

In de jaren 1920 en '30 schoten in Nederland, en zeker ook in Twente, de autobusbedrijven als paddenstoelen uit de grond. Meer>
Bron: Stichting Veteraan Autobussen

Na talloze fusies en reorganisaties bleef in Twente in de jaren 1960 uiteindelijk één groot busbedrijf over dat bijna alle streek- en stadvervoer verzorgde. Meer>
Bron: Stichting Historische TET bus

Het kapitaal, verdiend in de textiel, veranderde in Twente het landschap, maar zeker ook het luchtruim. Meer>
Bron: Ansichtkaart, archief Virtueel Mobiliteitsmuseum.